Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij zijt het [17]zout der aarde; indien nu het zout [18]smakeloos wordt, waarmede zal [het] gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden. 17. Zo worden de leraars genaamd omdat, gelijk het zout de spijs smakelijk maakt en van verrotting bewaart, zij ook alzo de zielen der mensen door de leer Gode aangenaam maken en van het verderf behouden. 18. Dat is, zijn zoutigheid, kracht of scherpheid verliest.